Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
Richtlijnen voor het museale binnenklimaat.
Voor de volgende onderwerpen ga naar:
algemeen;
Inleiding algemeen:
Voor het binnenklimaat in monumenten met een museumfunctie zijn anno 2010 geen wettelijke voorschriften van toepassing.Elk museum is vrij om een binnenklimaat te kiezen dat past bij collectie, gebouw en gebruik.
Collectiebeherend Nederland ging altijd uit van strikte klimaatnormen.
Deze werden gebruikt als ontwerpeisen en instelwaarden voor installaties.
Plaatsing van de installaties brengt soms grote ingrepen in het gebouw met zich mee, evenals ruimteverlies en hogere
exploitatiekosten.
Vooral in monumenten met een museumfunctie moeten belangen van collectie en monument zorgvuldig afgewogen worden.
Klimaatwerk:
In het boek Klimaatwerk van Bart Ankersmit, welke als senior onderzoeker werkzaam is bij het Instituut Collectie Nederland, wordt een besluitvormingstraject voor het museale binnenklimaat voorgesteld dat bestaat uit 4 stappen.Stap 1. Waardestelling.
De besluitvorming over de aanpassing van het binnenklimaat begint met het inzicht in de betekenis en het toekomstige gebruik van het gebouw en de collectie. Daarbij moeten een ‘mission statement’ van het museum en de ‘significance’ van de collectie geformuleerd worden (beschrijving van het belang van de collectie uit o.a. historisch en esthetisch perspectief).Stap 2. Mogelijkheden van het gebouw.
Verzamel gegevens van het heersende binnenklimaat (door middel van langeduurmetingen en de beschrijving van de manier van verwarmen, ventileren, be- en ontvochtigen etc.).Stap 3. Collectienoden.
Bepaal de specifieke klimaatrisico’s voor het gebouw en de collectie.Voor monumenten met een museale functie moeten de risico’s voor het totaal aan (nagel)vaste en roerende goederen in kaart worden gebracht.
Bepaal de gewenste binnenklimaatcondities.
Enkele vuistregels. Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de chemische afbraak.
Bij een relatieve luchtvochtigheid boven de 65% bestaat een hoog risico voor biologische afbraak (schimmel) en corrosie van metalen. Te grote relatieve-luchtvochtigheidsfluctuaties moeten vermeden worden. Voorkom condensvorming op koude oppervlakten.
Stap 4. Klimaatbeheersing.
Bepaal of de risico’s al dan niet acceptabel zijn.Bij aanpassing van het binnenklimaat zijn twee strategieën denkbaar.
De ene methode is de aanpassing van het klimaat rondom individuele objecten (b.v. klimaatvitrines, etc); hierbij worden lokale omgevingsfactoren beïnvloed.
De andere strategie is de aanpassing van het klimaat rond de gehele collectie. Hierbij wordt ruimtelijk ingegrepen. Uiteindelijk zal een kosten-batenanalyse (zowel financieel als wat betreft de waarde van de museale ruimte en de objecten) duidelijk maken voor welke methode gekozen wordt.
Ook de hoge eisen die bruikleengevers aan de condities rondom objecten stellen, spelen een rol bij het ontwikkelen van een goed binnenklimaat.
De belangrijkste eisen binnen het internationale bruikleenverkeer zijn (samengevat): een relatieve luchtvochtigheid van 50% (met een maximale fluctuatie per dag tussen 45%-55%) en een ruimtelijke temperatuur tussen 18* C – 22*C.
Bij verbouwingen is het belangrijk dat de klimaatstrategie in bovengenoemde vier stappen is vastgelegd voordat het Programma van Eisen van de verbouwing is vastgesteld.
Klimaatvitrines
Klimaatvitrines bieden de mogelijkheid om een scheiding aan te brengen tussen het binnenklimaat voor het gebouw en dat voor kwetsbare objecten.
Een goed voorbeeld hiervan is het Nationaal Scheepvaartmuseum (NSA), waarvoor speciale
klimaatvitrines ontwikkeld zijn.